This article is not yet available in English.
Read the original article (in Dutch) here.
'Hier is je participatie', bron: Merijn Oudenampsen
Sinds de Troonrede van september 2013 is het begrip participatiesamenleving een belangrijke rol gaan spelen in het publieke debat. De regering, lange tijd beschuldigd van visieloosheid, heeft nu een centraal idee waarmee zij haar beleid betekenis kan geven. Rest ons de vraag wat het begrip zoal behelst.
Als we de kranten mogen geloven, hebben we van doen met een historisch unicum: een politieke revolutie die geheel apolitiek is. In de retoriek rond de participatiesamenleving wordt gesproken van een veelomvattende, ja zelfs revolutionaire verandering van de verhouding tussen burger en overheid. Tegelijkertijd wordt ons voorgehouden dat deze verandering geen politieke kleur heeft. Zo laat Plasterk weten dat de participatiesamenleving “niet links of rechts, niet van arm of rijk, niet van stad of platteland” is. De participatiesamenleving zou terug te vinden zijn in het gedachtegoed van zowel christendemocraten, sociaaldemocraten als liberalen. Dat is bevredigend noch overtuigend.
Daartegenover staat de kritiek van linkse politici die de participatiesamenleving zien als een overwegend liberale visie op de maatschappij waarin de VVD zich meer zou kunnen herkennen dan de PvdA. Wouter Bos liet in een boze column weten dat de participatiesamenleving getuigt van een Amerikaanse, klassiek-liberale maatschappijvisie. Emile Roemer interpreteerde het als een voortzetting van Paars uit de jaren negentig: meer markt, minder overheid.
Kijken we naar de achterliggende ideeën, dan zien we dat de participatiesamenleving juist voortvloeit uit een kritiek op het liberalisme. De formule is niet meer markt, minder overheid; het is minder overheid, meer samenleving. De participatiesamenleving komt ook niet uit de koker van de VVD, het is te herleiden tot het moderne conservatisme enerzijds én het gemeenschapsdenken van de Derde Weg anderzijds. De participatiesamenleving is geïnspireerd op het werk van de Britse conservatief Phillip Blond en de Amerikaanse Derde Weg communitarist Amitai Etzioni.
Politieke spin
De grondlegger van de Nederlandse politicologie, Hans Daalder, stelde eens dat er in Nederland een sterke neiging bestaat om politieke ontwikkelingen te depolitiseren, om ze als neutraal en bovenpartijdig voor te doen. Het debat over de participatiesamenleving is daarvan een schoolvoorbeeld. Door de huidige polarisatie onder het electoraat heeft de regering er belang bij de term participatiesamenleving vaag en flexibel te houden. Beide regeringspartijen kunnen er zo hun eigen interpretatie op na houden om de eigen achterban tevreden te houden.
Om de participatiesamenleving te kunnen duiden, moeten we daarom het begrip allereerst ontdoen van een lading politieke spin. Laten we beginnen met de vaststelling dat de participatiesamenleving een etiket is dat op twee heel ongelijksoortige ontwikkelingen wordt geplakt. Aan de ene kant beschrijft het de opkomst van kleinschalige burgerinitiatieven gericht op de vormgeving van de eigen leefomgeving, variërend van buurtbarbecues tot collectief gerunde kindercrèches, van zelfgeorganiseerde verzekeringen voor ZZP’ers tot de voedselbank. Het zijn bescheiden initiatieven, die desalniettemin door beleidsgoeroes als een ware revolutie worden gepresenteerd.
De andere ontwikkeling is van een geheel andere orde. Het gaat om een grootschalige overheidsoperatie: de decentralisatie van sociale voorzieningen naar het gemeentelijk niveau. Een decentralisatie die gepaard gaat met grootscheepse bezuinigingen. Deze terugtocht van de nationale overheid moet volgens het kabinet worden opgevangen door zelfinitiatief van burgers, door mantelzorg en vrijwilligerswerk. De eerste ontwikkeling, kleinschalige zelforganisatie van onderop, wordt dus als voorwendsel gebruikt voor de tweede: een grootschalige topdown-overheidsoperatie van decentralisering en bezuiniging. Zoals Rutte onlangs stelde: “Eerst is er de verandering in de samenleving en bij mensen, dus de mogelijkheden en de behoefte om meer zelf te doen. En het beleid richt zich daarnaar. In die volgorde.”
De participatiesamenleving treft ook niet iedereen op gelijke wijze. Uit onderzoek blijkt dat vooral hogeropgeleiden de tijd, de netwerken en de middelen hebben om succesvolle eigen organisaties op te richten. Aan de andere kant wordt voorzien dat de bezuinigingen een zwaardere impact zullen hebben op vrouwen en lagere en middeninkomens. De verwachting is dat de mantelzorg grotendeels voor rekening van vrouwen zal komen. Daarnaast zijn lagere en middeninkomens afhankelijker van de overheid dan kapitaalkrachtigen die hun eigen privévoorzieningen kunnen betalen.
Tot slot is de participatiesamenleving niet evenredig terug te vinden bij de verschillende politieke tradities. Vanuit links is de kritiek geuit dat de participatiesamenleving de uiting is van een liberale visie op de maatschappij. Dat valt te bezien. De liberale visie op mens en maatschappij gaat ervan uit dat het publieke belang het beste gediend is als ieder individu zijn eigenbelang nastreeft. Het bekendste voorbeeld is de klassiek-liberale visie van Adam Smith in The Wealth of Nations:
The individual “generally, indeed, neither intends to promote the public interest, nor knows how much he is promoting it. […][H]e intends only his own gain, and he is in this, as in many other cases, led by an invisible hand to promote an end which was no part of his intention. Nor is it always the worse for the society that it was no part of it. By pursuing his own interest he frequently promotes that of the society more effectually than when he really intends to promote it.”
De retoriek van de participatiesamenleving vertegenwoordigt een breuk met dit klassiek-liberale maatschappijbeeld. In de Willem Dreeslezing van 2013 spreekt Mark Rutte over de mens als inherent altruïstisch wezen, over de noodzaak van een “bezielend verband” en de “textuur van onze samenleving”. Voor de goede verstaander zijn dat geen liberale, maar conservatieve thema’s. Het gemeenschapsdenken dat Rutte hier verwoordt is wezensvreemd aan de liberale traditie, dat de samenleving bij voorkeur ziet als een verzameling nutmaximaliserende individuen.
Twee wegen die leiden naar de participatiesamenleving
1. Het gemeenschapsdenken van de Derde Weg
De participatiesamenleving is zeker geen nieuw idee. Door velen wordt Balkenende als geestelijk vader gezien van het begrip. In 2005 hield Balkenende een lezing met de titel “Op eigen kracht; van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij”. De inhoud was vrijwel identiek aan het huidige discours:
“De verzorgingsstaat sloot goed aan bij een industriële samenleving die nog sterk hiërarchisch van karakter was en waarin arbeidsrelaties heel constant waren. De netwerksamenleving van nu – met geëmancipeerde burgers en dynamische arbeidsrelaties- vraagt om meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor bedrijven en werknemers. Solidariteit krijgt gestalte in kleine collectieve verbanden.”
Balkenende had dat niet zelf verzonnen. Hij maakte dankbaar gebruik van het werk van de Amerikaanse gemeenschapsdenker Amitai Etzioni, door de VPRO de “waardenfluisteraar van Balkenende” genoemd. Het communitarisme van Etzioni is naar eigen zeggen geformuleerd als protest tegen het ik-tijdperk van de jaren tachtig. Er wordt in zijn denken een rechte lijn getrokken van de progressieve bewegingen in de jaren zestig en zeventig, naar het neoliberalisme in de jaren tachtig. De redenering gaat ongeveer zo: in de jaren vijftig was er sprake van een hechte morele orde. Deze orde was autoritair en patriarchaal. De protestbewegingen die ontstonden in de jaren zestig, hadden het volste recht om daartegen in opstand te komen. Zij braken met de oude morele orde maar verzaakten echter een nieuw moreel kader uit te dragen, wat een moreel vacuüm tot gevolg had. Dit leidde tot een doorgeslagen individualisme – morele anarchie – met als hoogtepunt het neoliberalisme van Thatcher en Reagan.
Het is een nogal vrije interpretatie van de geschiedenis. In werkelijkheid was de politieke revolutie van Thatcher en Reagan namelijk geen voortzetting van de jaren zestig en zeventig maar eerder een rechtse tegenreactie daarop. Daarnaast kende de politiek van Thatcher en Reagan een gemengd karakter. Het was niet enkel neoliberaal, het was tevens sterk conservatief van karakter: met nadruk op traditionele gezinswaarden, law & order en een met militaire middelen uitgedragen nationalisme. Wat vaak vergeten wordt is dat de uitspraak van Thatcher “there is no such thing as society”, gevolgd werd door de vaststelling, dat er wel zoiets bestond als het gezin:
“[T]here is no such thing as society. There are individual men and women, and there are families. And no government can do anything except through people, and people must look to themselves first. It’s our duty to look after ourselves and then, also to look after our neighbour. People have got the entitlements too much in mind, without the obligations. There’s no such thing as entitlement, unless someone has first met an obligation.”
Opvallend is natuurlijk hoezeer de woorden van Thatcher overeenkomen met het huidige discours van de participatiesamenleving, ook al is het wat minder frivool. Dat is naar mijn mening niet zozeer omdat het een neoliberaal karakter draagt, maar eerder omdat het een sterke conservatieve lading heeft. Het neoliberale project is altijd op een complexe manier verweven geweest met conservatieve waarden. Blair zou deze ideeën van Thatcher later overnemen onder de Derde Weg-slogan “geen recht zonder verantwoordelijkheid”. Vandaag de dag horen we Jetta Kleinsma een vergelijkbare boodschap prediken tegenover uitkeringsgerechtigden, terwijl Lodewijk Asscher het klaar speelt om Thatcheriaanse beleidskeuzes te presenteren als alternatief voor de politiek van Thatcher.
Terug naar Etzioni. Hij bepleitte een nieuw moreel kader, zonder de autoritaire vormen van voorheen. Daarvoor moet de overheid een stap terug zetten en de gemeenschap een belangrijker rol gegeven worden. Decentralisatie van overheidsbeleid naar lokale gemeenschappen is nodig om dat te faciliteren. Een ander belangrijk punt van Etzioni is dat mensen zich niet enkel aan wettelijke voorschriften, maar tevens moesten voegen naar culturele waarden. We zien hier de culturele definitie van burgerschap verschijnen, die zo centraal zou komen te staan in het Nederlandse integratiedebat: “Alle burgers delen een plicht om de culturele erfenis van hun natie te verzorgen en hoog te houden, ook als ze deze willen aanvullen en verrijken.” Een van de voornaamste redenen voor de grote populariteit van Etzioni, was dat hij de precieze inhoud van deze morele en culturele waarden vaag en open hield, waardoor elke politicus er zijn eigen invulling aan kon geven.
Etzioni ontwikkelde zich zo tot een van de belangrijkste denkers van de Derde Weg, de centristische hervormingsbeweging van Bill Clinton, Tony Blair, Gerhard Schröder, Wim Kok en Wouter Bos. Deze politici waren allen bezig om hun voorheen linkse en/of sociaaldemocratische partijen naar het politieke midden te brengen en het neoliberalisme op belangrijke punten te omarmen. “I always thought my job was to build on some of the things she had done rather than reverse them”, zei Blair bij het overlijden van Thatcher. De Iron Lady op haar beurt, vermeldde droogjes Tony Blair en New Labour toen naar haar grootste prestatie werd gevraagd. Vanwege de impopulariteit van het neoliberalisme had de Derde Weg echter een nieuwe taal nodig. Etzioni verleende daarvoor het vocabulaire.
Als Wouter Bos beweert dat de participatiesamenleving getuigt van een klassiek-liberale maatschappijvisie, dan maakt hij een fout. Het is afkomstig uit zijn eigen politieke traditie: de Derde Weg. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat er een belangrijk verschil bestaat tussen de Nederlandse Derde Weg en die in het buitenland. Internationaal was het gemeenschapsdenken van meet af aan een belangrijk onderdeel van deze nieuwe politiek. De Nederlandse Derde Weg onder Wim Kok en Wouter Bos had aanvankelijk een sociaal-liberale en individualistische inslag. In Nederland was het daardoor niet de PvdA, maar het CDA van Balkenende dat vanaf 2002 met Etzioni aan de haal ging. Wat tevens tot uiting kwam in typische Derde Weg slogans als ‘het radicale midden’, een koers die nog in 2012 werd bepleit door het Strategische Beraad van het CDA, maar inmiddels is verlaten voor een rechtser profiel. Bij de PvdA komt kwam het pas na de financiële crisis tot een omarming van het gemeenschapsdenken, bij monde van Hans Spekman: “er moet een omslag komen van ‘ik’ naar ‘ons’”.
2 De Big Society en de ‘Rode’ Tory, Phillip Blond
De populariteit van Etzioni is al een tijdje tanende. De meest recente en belangrijkste inspiratiebron voor de participatiesamenleving komt uit Groot Brittannië. De afgelopen jaren is daar een gedachtegoed gepopulariseerd dat uitgaat van een terugtredende overheid en een vergrote rol voor initiatief vanuit de samenleving om dat op te vangen. Dit idee, samengevat onder de term Big Society was het speerpunt van de agenda waarmee de Britse premier David Cameron in 2010 de verkiezingen won. Sindsdien is menig Nederlands politicus en bestuurder fan van de Big Society, zowel op rechts als op links. Zo hebben Jos van der Lans (GL) en Pieter Hilhorst (PvdA) zich allebei als fan van de Big Society formule gepresenteerd. De belangrijke figuur achter de Big Society is de Britse conservatieve katholiek Phillip Blond, die op het hoogtepunt van zijn populariteit the philosopher king van David Cameron werd genoemd. De kern van zijn denken, te vinden in zijn boek Red Tory, is een wat rechtsere uitvoering van Etzioni. Volgens Blond is er een geatomiseerd individualisme ontstaan. Het is een gevolg van de opkomst van de welvaartsstaat, de culturele revolutie van links (de afrekening met de traditionele waarden in de jaren zestig en zeventig) en de economische revolutie van rechts, waarmee hij op het neoliberalisme doelt. Dit komt door de dominantie van het culturele liberalisme op links en het economische liberalisme op rechts. Phillip Blond baseert zich daarbij op de oorspronkelijke kritiek op het liberalisme van de grondlegger van het conservatisme, Edmund Burke. Het liberalisme zou in zijn meest extreme vorm een samenleving betekenen zonder gemeenschap, met enkel geïsoleerde individuen. En daardoor leidt teveel liberalisme tot big government:
“Unlimited liberalism produces atomised relativism and state absolutism. Insofar as both the Tories and Labour have been contaminated by liberalism, the true left-right legacy of the postwar period is, unsurprisingly, a centralised authoritarian state and a fragmented and dissociative society.”
In andere woorden: de dominantie van markt en staat heeft geleid tot een zwakke samenleving die als los zand aan elkaar hangt. Belangrijk hier is dat Blond zichzelf opwerpt als conservatief, maar van mening is dat het conservatisme zich teveel heeft ingelaten met het neoliberale denken. Er wordt gebroken met het idee van het rationele eigenbelang dat we vinden bij klassiek-liberalen als Adam Smith en neoliberale denkers als Friedrich Hayek. Phillip Blond heeft zelfs een aperte afkeer van de markt en in bijzonder het grootbedrijf, waar kleine lokale economieën voor in de plaats zouden moeten komen. Het is daarmee verre van een liberaal denken.
De Britse Labour partij ontwikkelde zijn eigen variant op de Big Society formule, aan de hand van het werk van Maurice Glasman. Volgens Glasman moest Labour het inherent conservatieve karakter van de Britse arbeidersklasse erkennen. Hij pleitte voor een “conservative socialism that places family, faith and work at the heart of a new politics of reciprocity, mutuality and solidarity”. Dit conservatieve socialisme – dat samengaat met economisch nationalisme en verzet tegen immigratie – noemde hij Blue Labour. Via Blue Labour heeft men geprobeerd om delen van het verloren Labour-electoraat terug te winnen door op het gebied van immigratie en misdaadbestrijding een harde lijn te bepleiten. Dit discours is uiteindelijk bij de PvdA terecht gekomen via de internationale denktank Policy Network, geleid door Peter Mandelson, bekend als de architect van New Labour en spindoctor van Tony Blair. Lodewijk Asscher staat bekend als een graag geziene gast en doet daar veel van zijn denkbeelden op. In januari 2012 ontving Lodewijk Asscher Maurice Glasman in de Balie en sprak hij zich uit voor diens ideeën. In de ‘Preek van de Leek’ van Lodewijk Asscher, gehouden vlak voor aanvang van het huidige kabinet in september 2012, zien we alle bekende Big Society thema’s terugkomen. Asscher stelt zich te weer tegen de TINA slogan van Margaret Thatcher, het idee dat er geen alternatief is voor het neoliberalisme, en draagt vervolgens vrijwilligerswerk aan als oplossing. De verzorgingsstaat moet worden afgebouwd en links moet geen oude verworvenheden verdedigen.
Conclusie
De participatiesamenleving is een overwegend conservatief en geen liberaal project. De kern van het gedachtegoed wordt gevormd door de klassieke conservatieve nadruk op het terugdringen van de staat en het bevorderen van de gemeenschap en het maatschappelijk middenveld. Wat opvalt is dat daarbij door politici bovenal op cultuur wordt ingezet en men op economisch gebied gewoon op de oude voet doorgaat. De werkelijke problemen van het neoliberalisme en de daaruit voortkomend financiële crisis worden zodoende niet geadresseerd. Dat de participatiesamenleving gretig is omarmd door linkse denkers en in de communis opinio voor politiek neutraal doorgaat, is een indicatie van de indrukwekkende dominantie van rechts. Het is wat Gramsci ooit hegemonie noemde: niet regeren door openlijke machtsuitoefening, maar door ideeën aan de tegenstander op te leggen.
Dit is de uitgewerkte versie van een presentatie gehouden voor de antropologie faculteit van de Universiteit van Amsterdam, 5 december 2013.
Asscher verzette zich in zijn Preek van de Leek van 28 oktober 2012 tegen het There is no Alternative (TINA) motto van Thatcher: “Wees niet onverschillig. Jij kunt een verschil maken. Doe dat dan ook. Verwacht niet dat een Ander het oplost. Een politicus, een held of een godheid. Je kan niet van de politiek verwachten dat zij alles oplossen. Je verwachtingen zijn dan niet reëel én je houdt ook op je af te vragen welke rol je zelf kunt spelen. Ik geloof niet in TINA.” Zie ook verder in het artikel.
De reden dat Wouter Bos zich tegen de participatiesamenleving keert is er eerder in gelegen dat het beleid bovenal de middeninkomens hard zal raken, het belangrijkste overblijvende electoraat van de PvdA. Deze spanning was inherent aan de politiek van de Derde Weg, dat de traditionele sociaaldemocratische achterban – lagere en middeninkomens – hard in de portemonnee treft.