Het Voedselkollektief als gemeenschapseconomie
Uit de schoot van De Expeditie – Centrum voor Geweldloze Verandering – ontstond in 2011 het Voedselkollektief Amersfoort VOKO Amersfoort Voedselkollektief Amersfoort (VOKO Amersfoort) wil de lokale, biologische landbouw en voedselsoevereiniteit stimuleren. We betrekken groenten, fruit en zuivel rechtstreeks bij regionale telers binnen 25 km rond Amersfoort. . Bij de oprichting telde het initiatief 25 leden; de winkel werd in de achtertuin van De Expeditie opgebouwd. Dat past anno 2014 allang niet meer. Met ruim 200 leden is het collectief uit de tuin van De Expeditie gegroeid en gebruikt het nu een stukje van een voormalige lucifersfabriek, zo’n 500 meter verderop, net buiten het oude centrum van Amersfoort. De lucifersfabriek stamt uit 1881 en heet sinds 2002 De War (De plek voor pioniers). Het doet dienst als “broedplek voor kunst, techniek en duurzaamheid in Amersfoort”. Het Voedselkollektief slaat hier haar voorraad op en bouwt elke donderdag en vrijdag in een deel van één van de loodsen de winkel op. Daarnaast wordt de ruimte van De Expeditie gebruikt voor vergaderingen en activiteiten.
Doordat de straal van 25km rondom Amersfoort heel strak wordt aangehouden, zijn de producten echt krakend vers. Ik kreeg een keer boerenkool met de sneeuw er nog op!
Het Voedselkollektief wil lokale biologische landbouw en voedselsoevereiniteit stimuleren en daarmee consumptie op ecologisch, sociaal en economisch vlak verduurzamen. Er wordt veel gewerkt met kleine bedrijven. Niet al die bedrijven zijn gecertificeerd biologisch (SKAL), omdat certificering vaak een te dure en daarmee onhaalbare investering is. De telers voldoen wel aan de voorwaarden van het Voedselkollektief: er wordt geen gebruik gemaakt van kunstmest en pesticiden.
Bovendien worden alle producten die het Voedselkollektief verhandelt binnen een straal van 25km rondom het centrum van Amersfoort verbouwd. Hierdoor is er minder CO² uitstoot (want minder transport) en worden boer en buur dichter bij elkaar gebracht. Bovendien is de voedselketen hierdoor transparanter en worden de monopolies van grote supermarktketens, concurrentiestrategieën en sturende invloed van (inter)nationale handelsverdragen omzeild. Er ontstaat meer zeggenschap over productie en consumptie omdat boeren zelf bepalen wat een product waard is en de consumenten bepalen wat er ingekocht wordt. Zo kunnen telers bijvoorbeeld kleinere hoeveelheden en producten met afwijkende vormen en formaten leveren, die zij aan groothandels niet kwijt kunnen.
Het Community Economies project, dat onzichtbare economische vormen in kaart brengt, neemt projecten als het Voedselkollektief onder de loep. De onderzoekers die zich bij het project hebben aangesloten publiceren op de Community Economies website en dragen op die manier bij aan het gesprek over het heden en toekomst van economie. De nadruk ligt hierbij op de sociale en ecologische waarden van economie. De onderzoekers van Community Economies stellen zichzelf specifiek ten doel een debat te openen over de economie en ruimte te creëren waarin alternatieve economische praktijken geëxploreerd kunnen worden. Volgens hen is het noodzakelijk licht te werpen op de praktijken en kaders die ons begrip van economie vormen. Zij schetsen het beeld van een economische ijsberg.
Het topje van de ijsberg, dat boven het wateroppervlak uitsteekt, wordt gevormd door loonarbeid en kapitalistische ondernemingen. Echter, het overgrote deel van de ijsberg bevindt zich onder het wateroppervlak en blijft aan het oog onttrokken. Hier bevinden zich de vormen van economie die financieel gewin niet als doel hebben: vrijwilligerswerk, wederdiensten, non-profit organisaties, zelfvoorzienende coöperaties. De kapitalistische interpretatie van economie, het topje van de economische ijsberg, beïnvloedt de manier waarop wij economie begrijpen en overschaduwt het dragende gedeelte onder water. Door de onzichtbare vormen van economie, vaak als alternatief bestempeld, boven het wateroppervlak uit te tillen is het mogelijk om economie op een veel bredere en sociale manier te begrijpen.
Deze kennis geeft een completer beeld van de economische werkelijkheid. Zo is de huidige financiële crisis geen crisis van het gehele economische systeem, al wordt hier wel op die manier over gesproken. ‘De crisis’ speelt zich hoofdzakelijk af in de bancaire wereld, in het topje van de ijsberg dus. Gemeenschapseconomieën zoals het Voedselkollektief ontwikkelen zich op alternatieve manieren en volgens andere waarden: het succes van de gemeenschapseconomie stoelt op samenwerking en sociale en ecologische duurzaamheid in plaats van op concurrentie en efficiëntie.
De economische crisis heeft nog een andere invloed op onzichtbare economische praktijken: aan de ene kant spelen de financiële perikelen zich buiten het terrein van de gemeenschapseconomieën af omdat hier andere waarden centraal staan, en aan de andere kant worden burgers, onder het mom van de participatiesamenleving (in het Engels de Big Society genoemd), aangezet om de gaten op te vullen die een terugtredende overheid achterlaat in de publieke sector. Deze complexe realiteit is alleen zichtbaar als economie in al haar diversiteit wordt beschouwd, als we de ijsberg dus in zijn geheel bekijken.
In een gemeenschapseconomie staat de onderlinge afhankelijkheid van en zorg voor de sociale en ecologische omgeving centraal. Hoe gaat het Voedselkollektief om met sociale en ecologische duurzaamheid? Hoe krijgt deze wisselwerking vorm in een collectief dat maar blijft groeien? Het Voedselkollektief in Amersfoort groeit gestaag en bestaat uit leden die allen belang hechten aan het stimuleren van lokale biologische landbouw. Hoe ervaren de leden van het Voedselkollektief die groei en hoe beïnvloedt de groei het reilen en zeilen en het succes van het collectief? Met andere woorden: Wat is het effect van groei op het collectieve en het fundamenteel alternatieve karakter van deze biologische markt?
De winkel van het Voedselkollektief in opgeslagen vorm, op 8m² vloeroppervlak van de Loods in De War. Foto door Dorothee Oorthuys, februari 2015.
Een donderdag in oktober
“Weet jij wat dit is? Is dit een Chinese kool?”
“Nee, dit is een spitskool. Ik zal je laten zien waar de Chinese kool ligt.”
Donderdagmiddag, 17:00 uur. Op schragen met houten planken staan kratten vol verse groenten en zuivel, per leverancier gesorteerd. Het is oktober en fris in de loods. De groenten blijven er goed onder; de bezoekers dragen dikke jassen. De eerste leden van het Voedselkollektief komen de loods binnen om de producten die ze een paar dagen geleden besteld hebben op te halen. De telers geven elke week aan wat voor en hoeveel fruit en groenten zij op de woensdag kunnen oogsten en hoeveel elk product kost. Elke zondagavond stuurt het Bestelteam per email de elektronische bestellijst door naar alle leden. Wie het eerst bestelt, wie het eerst maalt: als alle producten vergeven zijn, kan er niet meer worden besteld. De bestelling komt woensdagochtend bij de telers binnen. Zij oogsten op woensdag en op donderdagochtend worden de producten opgehaald door het Ophaalteam; donderdagmiddag liggen ze in de schappen van de door het Winkelteam opgebouwde winkel. Op donderdagavond kan elk lid van het Voedselkollektief zijn bestelling op het aanrecht hebben liggen: “Doordat de straal van 25km rondom Amersfoort heel strak wordt aangehouden, zijn de producten echt krakend vers. Ik kreeg een keer boerenkool met de sneeuw er nog op!” aldus Dorothee, sinds 2012 lid van het Voedselkollektief en actief in het Winkelteam.
Het werk van het Voedselkollektief verdeelt zich over vier verschillende teams met specifieke taken. De winkel kan alleen draaien wanneer het Bestelteam de bestellingen opneemt en doorgeeft aan de telers en het Ophaalteam de oogst naar de loods brengt. Ieder Voedselkollektieflid maakt onderdeel uit van één van de vier teams, dit vormt het collectieve karakter van het Voedselkollektief. Afhankelijk van beschikbare tijd en vaardigheden, draait ieder lid eens in de zoveel tijd een shift. Hester (lid sinds 2011) vertelt: “Ik ben contactpersoon van het Winkelteam. Dat vraagt wel wat tijd en nadenken. Het is niet altijd makkelijk te combineren met mijn werk, maar ik vind het leuk om met deze diverse mensen te werken. Daardoor word ik vaak op scherp gezet. De één is relaxt, de ander georganiseerd, de één werkt vanuit het hoofd, de ander uit het hart. Zo kan dat samen, dat is erg leuk en verrassend!”
Het Winkelteam is verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de winkel. Het team bestaat uit 90 leden en is daarmee het grootste team van het Voedselkollektief. De verantwoordelijkheden van het team zijn in 6 blokken verdeeld: blokken 1 en 2 bouwen de winkel op: zij zetten de schragentafels klaar; vegen de loods aan; controleren, sorteren, wegen en stallen de geleverde producten uit; zij maken naam- en prijsbordjes en printen de bestellijsten. Op donderdagmiddag vanaf 17:00 uur komen de leden hun bestellingen ophalen. Blokken 3 en 4 zorgen voor het draaien van de winkel: zij zien erop toe dat het goed loopt en helpen daar waar nodig; zij zijn er als iemand iets niet kan vinden of de weegschaal stuk is en zij herschikken de groenten. Eén lid bemant de kassa. Op vrijdagochtend begeleidt blok 5 de laatste bestellingen. Wie aan het eind van de ochtend nog niet langs is geweest wordt opgebeld. Eventueel wordt de overgebleven bestelling langsgebracht of tijdelijk gestald bij De Expeditie. Er blijft vaak wel iets over, maar nooit veel. Wat over is wordt de week erop in de vrije verkoop verkocht. Blok 5 ruimt de winkel op: lege kratten worden opgestapeld zodat het Ophaalteam die de week daarop mee kan nemen naar de telers; de tafels worden ingeklapt en in een hoek gezet; de vloer geveegd. Aan het einde van de dag is het geld geteld en staat de hele winkel in een hoekje van 8m². Blok 6 komt vervolgens de voorraad tellen, de kwaliteit van de overgebleven producten beoordelen en bestelt indien nodig voorraadproducten bij.
Juist door de spreiding van de taken over de leden en de actieve samenwerking wordt er iets gecreëerd dat substantieel anders is dan de reguliere biologische markt.
Voor het lidmaatschap vraagt het Voedselkollektief om een eenmalige bijdrage van €20,-. Daarnaast wordt elke lid geacht op één of andere manier een actieve bijdrage te leveren binnen het collectief. Zonder deze actieve vrijwillige bijdrage van de leden zou het Voedselkollektief niet bestaan. En juist door de spreiding van de taken en de actieve samenwerking wordt er iets gecreëerd dat substantieel anders is dan de reguliere biologische markt: “collectieve verantwoordelijkheid”.
Dit is volgens politiek econoom Elinor Ostrom essentieel voor het reilen en zeilen van het collectief. De collectieve verantwoordelijkheid verbindt de leden van het Voedselkollektief. In navolging van geschiedkundige Peter Linebaugh, die het relationele karakter van collectieven als het Voedselkollektief benadrukt, beschouw ik het Voedselkollektief als een sociaal proces. Het collectief is als het ware het product van de samenwerking van haar leden. De collectieve verantwoordelijkheid voor het Voedselkollektief wordt onder meer gefaciliteerd door de bepaalde waarden en regels: ieder lid ondersteunt de ideologie van het Voedselkollektief; ieder lid heeft evenveel zeggenschap en erkent en draagt bij aan de consensus besluitvorming; ieder lid levert een actieve bijdrage aan één van de teams. Ieder team heeft beslissingsmacht over de gang van zaken in het team en kan kleine aankopen doen. Deze gezamenlijk waarden en regels zijn van groot belang voor het succes van het collectief.
Groei, groei, groei en de organisatie van het collectief
Door de populariteit van het collectief groeit het aantal leden gestaag. In het eerste jaar kende iedereen elkaar, nu is dat bijna onmogelijk. Dit leidt tot meer anonimiteit onder de leden. De leden die ik sprak vinden dit geen probleem. Zij sloten zich niet bij het collectief aan om nieuwe mensen te leren kennen. Het gaat hen voornamelijk om de toegang tot lokale biologische producten en het bijdragen aan ecologische duurzaamheid. Echter, door het feit dat het sociale contact afneemt en de anonimiteit stijgt, zijn er leden die niet zo actief bijdragen. Tot op heden wordt ook dit niet als probleem ervaren. De algemene gedachte is dat de één meer tijd heeft dan de ander. Als het werk iedere week gedaan wordt en niemand zich er ongemakkelijk bij voelt, is het goed. In principe heeft iedereen evenveel ruimte om bij te dragen en lasten te dragen. Er heerst geen concurrentie en de hoeveelheid zeggenschap hangt niet af van de exacte (gemeten, zoals gebeurt in de economieën die zich in het topje van de ijsberg bevinden!) bijdrage van de leden. Sophie, lid sinds 2013, zegt hier het volgende over: “Als de groep kleiner zou zijn geweest, zou ik me meer inzetten. Nu zit ik in het flex-team, wat bestaat uit mensen die voor allerhande klussen kunnen worden ingezet. Maar ik word nooit gebeld met de vraag of ik iets wil doen. Blijkbaar is het niet nodig. Dat vind ik niet zo erg, dan heb ik nu tijd om de dingen te doen die ik wél nodig vind, thuis. Wel zou ik het vervelend vinden als ik achteraf zou horen dat dingen niet gelukt zijn omdat er te weinig mensen waren om de klus te klaren. Ik wil het wel graag horen als het nodig is, dan zet ik me graag in!”
De groei van het Voedselkollektief heeft niet alleen effect op de leden, maar ook op de telers rondom Amersfoort: in de afgelopen vier jaar is het aantal telers sterk gegroeid. De groeiende vraag naar biologische producten stimuleert lokale productie: “Sommige boeren hebben stukken onbebouwde grond weer in gebruik genomen omdat ze zeker zijn van de afname van het collectief,” aldus Abel, oprichter van het Voedselkollektief en De Expeditie. Het feit dat de vraag het aanbod vaak ontstijgt, motiveert de telers om meer te produceren. Hierbij wordt het principe alleen lokale biologische producten af te nemen nauwlettend in de gaten gehouden. “Laatst is de samenwerking met een teler opgezegd,” vertelt Dorothee. “Hij bleek zijn koeien in de winter bij te voeren met niet-biologisch verantwoord krachtvoer en dus niet volgens de biologische principes van het collectief. Een aantal leden vond het jammer, de kaas was zo lekker. Maar het duurzaamheidsprincipe is leidend in het nemen van beslissingen”.
De voorraad standaard producten van het Voedselkollektief in de loods van De War. Foto door Dorothee Oorthuys, februari 2015.
De grootte van het ledenaantal zou ook invloed kunnen hebben op de mate van inspraak in het collectief. Dit is in het Voedselkollektief echter niet het geval: voor het collectief is een gelijke mate van invloed erg belangrijk; een ideologie die zich diep in de organisatorische kant van het collectief wortelt. Om alle leden betrokken te houden en de collectieve verantwoordelijkheid gezamenlijk te voelen en te dragen is gelijke inspraak namelijk essentieel. De organisatiestructuur is gebaseerd op een sociocratische besluitvorming; alle besluiten die het collectief aangaan worden volgens consensus genomen: besluiten worden uitsluitend genomen wanneer iedereen het er mee eens is. Voorstellen worden vooraf aangekondigd, voorbereid en in de algemene ledenvergadering (ALV), die twee keer per jaar plaatsvindt, gepresenteerd. Hierna kunnen alle aanwezige leden voor of tegen stemmen. De tegenstemmers gaan in gesprek met degene die het voorstel doet. Als een lid niet overtuigd is van het belang van het voorstel gaat het niet door. Dan kan het eventueel een volgende keer weer ingebracht worden. Op deze manier heeft ieder lid zeggenschap over wat er binnen het collectief gebeurt. Ook de teams hebben een klein mandaat waarbinnen de teamleden consensus besluiten nemen zonder het gehele collectief daarvoor te hoeven raadplegen. Het werken met mandaten en de grootte van het mandaat is in een ALV collectief besloten.
Je kunt kiezen of je met je geld de groothandel en de industrie wilt spekken, of biologische kleinschalige landbouw wil bevorderen.
Praktische besluiten mogen binnen de teams genomen worden, mits het binnen het vastgestelde mandaat valt. Alle principiële besluiten, alsmede besluiten waarmee veel geld gemoeid is worden door alle aanwezige leden in de algemene ledenvergadering (ALV) genomen. Zo is er laatst in de ALV besloten wat er met het financiële overschot moest gebeuren: “Een paar maanden geleden hadden we ineens €10.000,- in kas. Omdat we geen winst willen maken is dit in de eerstvolgende ALV besproken met de vraag: wat doen we ermee?”, aldus Abel. Om de kosten voor het draaien van het Voedselkollektief te dekken betalen de leden eenmalig een contributie van €20,-. Daarnaast is de prijs van de producten als volgt geconstrueerd: de prijs die de teler voor zijn product vraagt + 6% BTW + een marge van 10%. Met deze marge worden de kosten gedekt die gemaakt worden voor het ophalen van de groenten bij de telers, de kosten van de website en laatst is er bijvoorbeeld een klein koelkastje gekocht om de zuivel in te bewaren als de temperatuur in de loods te hoog is.
Doordat de agenda per mail onder de leden verspreid wordt, konden de leden zich op het overschotvraagstuk voorbereiden en voorstellen indienen. Zo stelde iemand voor een prijsvraag uit te schrijven voor een duurzaamheidsinitiatief, het winnende idee zou met het overschot kunnen worden uitgevoerd. Dit voorstel werd afgewezen. Uiteindelijk is besloten het geld weer terug te laten vloeien naar de leden door de marges op de groenten te verlagen, totdat het overschot op is, dan worden de marges weer terug gezet. Zo wordt er geen winst gemaakt en blijft het geld bij de bron: de leden. Ten slotte is het doel van het Voedselkollektief om ervoor te zorgen dat biologische producten bereikbaar en betaalbaar zijn.
Met de groei van het collectief gaat er steeds meer geld om, hetgeen een aantal organisatorische vragen met zich mee brengt. Door de omvang is het collectief genoodzaakt zich te verantwoorden volgens reguliere, hiërarchische, richtlijnen. De horizontale organisatie van het collectief druist daar tegenin. Abel legt uit: “We willen niet zomaar voldoen aan alle formaliteitseisen die gesteld worden. Vorig jaar is er €50.000,- omgegaan in het collectief. Om niet met de belastingdienst in de problemen te komen, is er een bankrekening geopend, iets wat drie jaar lang niet nodig was. Om die reden hebben we een stichting moeten oprichten. Maar voor een stichting heb je een bestuur nodig, iets wat wij niet willen. Het suggereert hiërarchie onder de leden en dat bestaat niet binnen ons collectief. We zijn nu een collectief EN een stichting. Het collectief besluit alles, de stichting doet de financiën. Op die manier bepaalt de penningmeester dus niet wat er gebeurt. Hij zegt niet hoeveel geld er waaraan uitgegeven zou moeten worden, daar heeft hij het mandaat niet voor. Hij geeft alleen aan hoeveel financiële ruimte er is. Omdat de macht bij het collectief ligt en niet bij de bestuurders van de stichting (die gewoon leden zijn, maar voor de formaliteiten het bestuur van de stichting vormen), is er geen samenballing van macht. Hierdoor is het voor alle leden mogelijk evenveel betrokken te zijn.”
De winkel van het Voedselkollektief in uitgestalde vorm. In de wintermaanden is het aanbod geringer en de winkel kleiner dan gedurende de rest van het jaar. Foto door Dorothee Oorthuys, februari 2015.
Transformatie van onderaf
Voedselsoevereiniteit betekent dat zowel de teler als de consument zeggenschap heeft over de productie en consumptie van het voedsel. Het Voedselkollektief stelt dat ieder lid kan bijdragen aan verandering ten gunste van de voedselsoevereiniteit: “Je kunt kiezen of je met je geld de groothandel en de industrie wilt spekken, of biologische kleinschalige landbouw wil bevorderen. Zo kun je bijdragen aan een eerlijkere wereld. Je helpt de productie, distributie en consumptie duurzamer te maken, zowel op ecologisch, sociaal als economisch gebied.” Veranderingen in de biologische markt ontstaan door duidelijke keuzes in de dagelijkse consumptie. Het stimuleert een duurzame verandering in consumptie ten gunste van voedselsoevereiniteit en duurzaamheid.
Ook vindt er verandering plaats door het horizontale karakter van het collectief en door het feit dat zij zowel binnen als buiten de kaders van de reguliere biologische markt opereert. Zij bevindt zich zowel in het topje van de ijsberg als onder het wateroppervlak. Door de vraag van het collectief verandert het marktaanbod; de biologische teelt neemt toe en de eerlijke, transparante handel groeit. Door vast te houden aan de principes van het collectief en die niet te isoleren van de rest van de maatschappij, oefent het collectief een transformatieve macht uit.
Ik stel dat het transformatieve en fundamenteel alternatieve karakter van het Voedselkollektief met name in haar organisatiestructuur ligt. De horizontaliteit die het collectief aanhoudt is fundamenteel anders dan de werkmethoden van de grote bureaucratische bedrijven die de voedselketen overwegend beheersen. In het collectief wordt de macht niet vastgehouden door een enkeling op de top van de ijsberg, maar door alle leden samen. Het collectief is daarmee onderdeel van de enorme groei van gemeenschapseconomieën in Nederland. Het Voedselkollektief biedt een duurzaam alternatief voor de reguliere biologische markt en haar groei draagt bij aan de verspreiding van haar gedachtegoed.
Het Voedselkollektief is naar mijn mening een goed voorbeeld van een succesvolle gemeenschapseconomie, met een sterke focus op sociale en ecologische duurzaamheid zoals bestudeerd door de onderzoekers van het Community Economy project. De sociale waarden van het Voedselkollektief zijn essentieel voor haar voortbestaan en de gezamenlijk gedragen verantwoordelijkheid is haar sterke motor. Het feit dat fundamentele keuzes gezamenlijk gemaakt worden, voedt de sociale duurzaamheid. Uiteindelijk stimuleert sociale duurzaamheid de ecologische duurzaamheid van de regio Amersfoort.
Referenties
Caffentzis, George and Silvia Federici: 2014 Commons Against and Beyond Capitalism. Community Development Journal 49(S1)i92–i105. Community Economies.De Angelis, Massimo and David Harvie: 2014 The Commons In: The Routledge Companion to Alternative Organization. pp. 280–294. Routledge: New York.
Graham-Gibson, J.K.: 2013 Economic Meltdown, Or what an Iceberg can tell us about the Economy.
Ostrom, Elinor: 2010 Beyond the Markets and States: Polycentric Governance of Complex Economic Systems. American Economic Review 100(3)641–672.
Rotmans, Jan: 2014 Verandering van Tijdperk: Nederland kantelt. Æneas: Boxtel.
Zie de website van De War.
Graham-Gibson, J.K.: 2013 Economic Meltdown, Or what an Iceberg can tell us about the Economy.
Elinor Ostrom, Beyond the Markets and States (2010), pp. 643.
Peter Linebaugh in George Caffentzis en Silvia Federici, Commons Against and Beyond Capitalism
Voor meer informatie over regels en principes t.a.v. collectieven zie Elinor Ostrom, Beyond the Markets and States (2010:653).
Meer over sociocratische besluitvorming.
Massimo De Angelis en David Harvie, The Commons (2013) & Jan Rotmans, Verandering van Tijdperk (2014).
Dit artikel is gepubliceerd in het (Un)usual Business journal Utrecht Meent Het #1 (mei, 2015).